In het agrarisch cultuurlandschap zijn vele soorten kleine wateren aanwezig. Voor een deel zijn die lijnvormig, zoals sloten en beken. Daarnaast zijn er puntelementen, zoals (drink) poelen, duinpoelen, dobben, ringdobben – ook wel hollestellen genoemd –, veen-, klei-, leem- en zandputten, wielen en vennen. Sommige wateren zijn op een natuurlijke manier ontstaan (wiel, ven en dergelijke), andere op een kunstmatige (poel, veenput, kleiput enzovoort). Bovendien verschillen ze vaak in grootte, diepte, vorm en – voor een deel – in functie.
Poel
Poelen treft u bijna overal in ons land aan, maar vooral in het oosten en zuiden en in de kuststreken. Een poel heeft een natuurlijke oorsprong – bijvoorbeeld een afgesneden meander van een beek –, een aardkundige – pingoruïne – of een kunstmatige. Andere benamingen voor een poel zijn (ring)dobbe, hollestelle of duinpoel. Afstromend grond- of kwelwater en/of regenwater zorgen voor de aanwezigheid van water. In het verleden zijn poelen aangelegd voor de drinkwatervoorziening van vee, als wasplaats of als bluswaterreservoir. Momenteel worden poelen aangelegd vanwege hun betekenis voor flora, fauna en landschap. De grootte en diepte van een nieuw te graven poel hangen af van de diersoort(en) waarvoor deze bestemd is. Een poel voor de geelbuikvuurpad is veel kleiner en ondieper dan een poel waarin de grote groene kikker zich thuis voelt.
Veen-, lei-, leem- en zandputten of -gaten
Veenputten zijn vroeger ontstaan door het winnen van veen voor eigen gebruik. Ze zijn niet alleen in veenweidegebieden aanwezig, maar ook in het heideontginningslandschap waar veen uit overstoven veentjes is gewonnen. Tegenwoordig zijn veenputten vaak als drinkpoel in gebruik.
Ook bij het winnen van , leem, zand of grind zijn – onbedoeld – plassen ontstaan. Klei wordt gewonnen voor de dakpan- en baksteenindustrie. Leem was een belangrijke grondstof voor de bouw van huizen, maar ook voor stalvloeren. Kleiputten komen vooral voor langs de grote rivieren. Grind wordt vooral gewonnen in Limburg en onder andere gebruikt bij wegaanleg en in beton.
Zandgaten zijn overal in Nederland aan te treffen. Het zand wordt gebruikt voor het ophogen van bouwgrond voor woningen, voor wegaanleg en voor de fabricage van beton en cement. De kleine putten zijn tegenwoordig vaak in gebruik als drinkpoel, de grotere en vaak diepe, ook wel gaten genoemd, als recreatieplas.
Wiel
Een wiel is een water dat is ontstaan na een doorbraak van een rivier. Andere benamingen zijn weel of kolk. Wielen liggen langs de Reest en de Vecht. De grootte kan variëren, maar in vergelijking met drinkpoelen zijn ze meestal diep, langs de Vecht soms wel 25 meter. Veel wielen, vooral de kleinere, zijn in gebruik als drinkpoel.
Ven
Een ven is een natuurlijk ontstane, meestal geïsoleerd liggende waterplas op de hogere zandgronden. De bodem van een ven is waterondoorlatend. Vennen worden hoofdzakelijk gevoed door hemelwater. In het verleden zijn ze vooral gebruikt als drinkpoel en als wasplaats voor schapen. In zeer droge situaties vallen veel vennen tijdelijk geheel of gedeeltelijk droog.
Winst voor de natuur
- voortplantingsplek voor dieren, voornamelijk amfibieën, vissen, libellen en andere insecten
- voedsel-, drink- en badplek voor (jonge) weidevogels en zoogdieren, zoals vleermuizen
- soortenrijke watervegetatie
- behoud van een aardkundige en/of cultuurhistorische waarde
- drinkplek voor vee
- buffer tegen te snelle waterafvoer ter voorkoming van erosie
In een poel of ander klein water groeien waterplanten als veelwortelig kroos en waterranonkelsoorten. In de oeverzone staan dikwijls grote lisdodde en waterweegbree. Het dierenleven in een poel bestaat uit vissen, onder andere tiendoornige stekelbaars, en uit waterslakken, zoals poelslak. Veder leven er insecten, bijvoorbeeld waterschorpioen en geelgerande waterkever. Er komen ook amfibieën voor, zoals bruine en groene kikker en kleine watersalamander. Dieren die in en bij poelen voedsel vinden zijn libellen, ringslang, watervleermuis en boerenzwaluw.
Behalve vee gebruiken ook zoogdieren, zoals ree en das, en vogels als Turkse tortelduif, merel en vink, een poel vaak als drink- en/of badplaats. Huis- en boerenzwaluwen vinden langs de oever modder voor het bouwen nesten.
Meest geschikte lokaties
- met een optimale watervoorziening door kwel, grondwater en/of ondoorlatende laag: dan is ook in droge perioden water aanwezig;
- met relatief voedselarm water: daarvan profiteren meer soorten dan wanneer het water voedselrijk is en er vaak algengroei optreedt;
- in de buurt van een houtopstand – binnen een afstand van 25 meter –: zo’n plek is extra aantrekkelijk voor amfibieën, de houtopstand kan dienen als landbiotoop;
- binnen enkele honderden meters van andere poelen: dieren vinden zo’n nieuwe poel eerder dan één die geïsoleerd ligt. Maar ook afgezonderd gelegen poelen zijn van belang voor natuur en landschap;
- in de zon: dat is gunstig voor de ontwikkeling van de eieren en larven van amfibieën en libellen;
- langs fiets- en wandelpaden of bij een picknickplaats: recreanten kunnen daar genieten van de natuur in en rond de poel.
Aanleg van een poel
De belangrijkste reden om, uit bedrijfsoogpunt, een poel aan te leggen is het maken van een drinkplek voor het vee. U kunt deze zonder veel extra moeite ook van betekenis laten zijn voor de natuur. Bedenk van tevoren voor welke diersoorten de poel geschikt moet zijn. Houd daar bij de aanleg rekening mee. Het is goed dat u zich realiseert dat nieuwe poelen niet -meer- als verzuringsgevoelige elementen worden beschouwd.
Ga na of u een vergunning nodig heeft
Het kan zijn dat u op grond van het bestemmingsplan een aanlegvergunning moet aanvragen bij de gemeente. Mogelijk is ook een provinciale ontgrondingsvergunning vereist. Ook voor het aanleggen van een poel in de buurt van een dijk is wellicht een vergunning nodig. Informeer hier naar bij de provincie of het waterschap. Let er op of de nieuwe poel een aparte bestemming krijgt in het bestemmingsplan buitengebied van uw gemeente en zo ja, welke. De bestemming ‘natuur’ beperkt uw vrijheden.
Graaf de poel op een zonnige plek
Amfibieën, zoals groene en bruine kikker, en insecten, zoals libellen, hebben er voordeel bij als de poel in de zon ligt. Het water warmt dan sneller op en de dieren zijn eerder actief dan wanneer de poel in de schaduw ligt. Bovendien ontwikkelen de eiren en larven zich beter.
Houd een oppervlakte aan van minimaal 50 vierkante meter
De minimale oppervlakte van een poel is circa 50 vierkante meter. Kleinere poelen zijn maar voor een beperkt aantal, soms zeldzame soorten (vuurbuikpad) van belang. Grote poelen zijn minder kwetsbaar voor droge weersomstandigheden. Ze vragen ook relatief minder onderhoud.
Laat de diepte afhangen van de aard van de watervoorziening
Stel met behulp van een grondboor de samenstelling van de bodem en het niveau van het grondwaterpeil vast. Ligt de bodem van de te graven poel beneden het grondwaterniveau, maak dan het diepste punt van de poel hier één meter onder. Is er een ondoorlatende laag in de bodem en ligt deze boven het grondwater, dan is de gewenste diepte ongeveer 1,5 meter. Stroomt het water over een ondoorlatende klei- of keileemlaag in de poel, houd deze in stand. Anders loopt de poel leeg. Maakt u een poel in een gebied met zouthoudende veenlagen, graaf dan niet dieper dan de kleilaag die hier boven ligt. Doet u dat toch, dan komt er brak water in de poel. Is dat het geval, dan zal het enige tijd duren voor de bodem dichtslibt en de poel zoet water bevat.
Breng zonodig een ondoorlatende laag aan
Is de grond waterdoorlatend en komt de bodem van de te graven poel boven het grondwaterniveau te liggen: breng een kunstmatige ondoorlatende laag aan. Gebruik daarvoor leem of klei, al dan niet in combinatie met folie en een laag aarde van 20 tot 30 cm. Uitstekend geschikt voor het maken van een waterdichte bodem zijn bentonietmatten. U kunt ook een rechthoekige of ronde betonnen bak ingraven. Maak eventueel zelf beton en smeer dit in een circa 20 tot 30 centimeter dikke laag uit over folie. Verwerk een krimpmat van betonijzer of glasfibervezels in het beton en werk de rand zo goed mogelijk weg. Laat deze iets onder het maaiveld eindigen. Gebruikt u een betonnen bak, vul dan een hoek tot aan de rand met stenen of iets dergelijks. Dan kunnen dieren er gemakkelijk uit.
Verwerk de vrijkomende grond op de akker of in een wal
Bij het maken van een poel komt grond vrij. Verspreid deze grond in een 10-20 cm dikke laag rondom de poel of vul er een laagte mee op. Let er wel op dat deze laagte niet aardkundig of landschappelijk waardevol is. Gebruik de grond eventueel om een wal op te zetten aan de noordkant van de poel. Of leg er, op enige afstand van de poel, een kleine houtwal mee aan.
Laat de noordelijke oever flauw oplopen
De noordelijke oever van een poel is door de invallende zonnestralen vaak eerder warm dan de zuidelijke. Laat de noordelijke oever daarom flauw oplopen. Dat is gunstig voor padden en kikkers en voor de ontwikkeling van hun jongen. Streef naar een helling van 1:3 tot 1:5 of 1:10.
Plant geen bomen dichtbij de poel
Bomen zorgen voor bladval en schaduw. Plant daarom geen bomen vlakbij de poel, vooral niet aan de zuidzijde. Aan de noordkant, op circa 25 meter afstand van het water, is dit geen probleem. Struiken hebben daarbij de voorkeur boven bomen.
Zorg dat de poel geen verbinding heeft met open water en zet geen vissen uit
Vissen eten eieren van padden, kikkers en salamanders. Bovendien consumeren vissen, zoals karpers en brasem, veel waterplanten. Daardoor gaat de waterkwaliteit in de poel achteruit en komen er op den duur geen amfibieën meer voor. Zorg er daarom voor dat de poel geen open verbinding heeft met het oppervlaktewater. Zet geen vissen uit. Stekelbaarzen geven echter meestal geen grote problemen.
Geen eenden en ganzen in de poel
Eenden en ganzen bemesten het water van een poel. Daardoor ontstaat overmatige algengroei. Bovendien kunnen deze vogels de oever sterk vervuilen en vertrappen. Zet daarom geen tamme eenden en ganzen in de poel uit.
Breng zonodig een afrastering aan
Gebruikt vee de poel als drinkplek, raster deze dan gedeeltelijk af. Doe dat zo dat het vee langs een deel van de oever kan drinken. Op deze plek ontstaat een modderige strook waar
zwaluwen nestmateriaal kunnen vinden. Het afgerasterde deel van de oever blijft vrij van betreding en verstoring. Daar ontwikkelt de vegetatie zich volop. Door deze maatregel treedt ook geen overmatige bemesting van het water op. Het is ook mogelijk de poel geheel af te rasteren en een drinkpomp voor het vee neer te zetten.
Beheer van een poel
Door de aanleg van een poel en een goed beheer hiervan draagt u bij aan het instandhouden van unieke levensgemeenschappen. Een poel verlandt op den duur. Deze verlanding gaat u tegen door regelmatig slib, afgestorven plantenresten en overdadige plantengroei te verwijderen. Zo voorkomt u ook dat het water door de afbraak van organisch materiaal te weinig zuurstof bevat. Regelmatig beheer vergroot de diversiteit van de flora. Een rijke flora is van belang voor de fauna. Niet alleen als leverancier van voedsel en zuurstof, maar ook als plaats om te schuilen, te jagen, te paren en eieren af te zetten.
Gebruik geen bestrijdingsmiddelen
Chemische bestrijdingsmiddelen zijn funest voor de flora en fauna. Gebruik die middelen daarom niet in een poel en probeer inwaaien en het afspoelen ervan uit het omliggende land te voorkomen. Breng eventueel een buffer aan tussen poel en perceel in de vorm van een takkenwal en laat deze overgroeien met planten zoals braam.
Laat geen meststoffen in de poel komen
In een – te – voedselrijke poel gedijen ongewenste planten als brandnetel en algen uitstekend. Het zuurstofgehalte van het water is erg laag. De overdadige plantengroei heeft tot gevolg dat er vaker beheer nodig is. Voorkom dan ook dat er mest in de poel terechtkomt. Zorg er ook voor dat er geen overstort van bijv. een septictank in uitkomt.
Voer onderhoudswerkzaamheden uit in oktober of november
De werkzaamheden in en rond een poel kunnen het beste plaatsvinden in de maanden oktober en november. In deze periode zitten weinig organismen in het water.
Verwijder het teveel aan waterplanten met zeis, sloothaak of graafmachine
Er is sprake van een teveel aan waterplanten wanneer deze meer dan de helft van de oppervlakte van de poel innemen. Afhankelijk van het gewenste eindbeeld verwijdert u de planten door deze uit te trekken of af te maaien. Het is beter eerder in te grijpen. Verwijder ieder jaar een gedeelte van de waterplanten uit de poel. Zo ontstaat een grotere diversiteit aan plantenen diersoorten dan bij minder frequent onderhoud.
Verwijder regelmatig slib en afgestorven plantendelen
Valt de poel in de zomer droog omdat er teveel slib in het water aanwezig is, dan bent u in wezen te laat met het verwijderen hiervan. Bagger niet al te grote poelen één of twee maal in de vijf jaar in gedeelten. Haal de poel niet in één keer compleet leeg, maar spreid dit werk over een langere periode. De in de poel aanwezige organismen kunnen anders nergens heen vluchten. Bagger in handkracht met een baggerbeugel of gebruik een graafmachine. Verspreid het slib over het aangrenzende perceel. Gooit u het op een hoop op de oever, dan groeien hier al snel soorten als grote brandnetel.
Maai randen gefaseerd
Maai de randen van een poel, maar laat bijvoorbeeld een kwart staan. Daarmee biedt u diverse
insecten een plek om te overwinteren.
Onderhoud de bomen en struiken rondom de poel
Veel schaduw is ongunstig voor het leven in de poel. Teveel bladafval leidt tot zuurstofgebrek.
Snoei daarom regelmatig de bomen en struiken die langs de poel staan.
Onderhoud de afrastering
Is de poel geheel of gedeeltelijk ingerasterd: controleer de afrastering regelmatig op beschadigingen.
Herstel deze op tijd.