perceelsrand

Perceelrand en kop- of wendakker op bouwland

De perceelrand is de strook land tussen de insteek en het intensief gebruikte perceel. De kopof wendakker is het kopse eind van het perceel. Deze wordt intensief bereden tijdens grondbewerking, bemesting, bespuiting en oogst. Voor de natuur zijn kopakkers dan ook niet erg belangwekkend. Kopakkers hebben meestal een drie tot twaalf meter brede rand. De kopakkers zelf zijn doorgaans drie tot vier werkbreedtes breed. Sommige akkerbouwers laten de kopakkers braak liggen of laten spuitsporen open zodat het berijden minder schade aanricht. Doelstellingen – bloemrijke, grazige vegetatie – bloemrijke akkerkruidenvegetatieschuil-, voedsel- en voortplantingsplek en verplaatsingsroute voor vogels, zoogdieren, amfibieën en insecten – beperking van het gebruik en drift van bestrijdingsmiddelen

Winst voor de natuur

In een bloemrijke vegetatie kunnen op kleigronden akkerkruiden voorkomen als echte kamille, klaproos, rood guigelheil en ereprijssoorten. Op zandgronden zijn soorten als akkerviooltje, korenbloem, gele ganzebloem en klaproos. Op kalkrijke gronden zijn bijzondere soorten als spiegelklokje en stoppelleeuwebek te vinden. Insecten, vooral zweefvliegen, lieveheersbeestjes, libellen en de dagvlindersoorten kleine vos en dagpauwoog, vinden er voedsel en planten zich er vaak voort. Akkervogels, zoals gele kwikstaart, patrijs en veldleeuwerik zoeken er voedsel. Verder vinden deze vogels hier schuil- en broedgelegenheid. Ook de zoogdieren veldmuis, ree en haas zijn in perceelsranden of op kopakkers aan te treffen.

Vaak komen er ook (spits)muizen voor. Deze zijn een prooi voor vogels, zoals kerkuil en torenvalk, en de zoogdieren hermelijn en wezel. Meest geschikte lokaties – in de nabijheid van natuurgebieden: dieren bereiken de perceelrand eerder dan in een geïsoleerde situatie; – naast een bestaand landschapselement; – aan de zonzijde van een perceel; – in de buurt van andere perceelranden met een natuurgericht beheer. De mogelijke winst van perceelrandenbeheer is groter en wordt sneller bereikt naarmate een dichter netwerk van perceelranden aanwezig is. De perceelranden kunnen, bij voldoende omvang en juiste situering, ook dienst doen als verspreidingsbaan voor organismen tussen natuurgebieden of kerngebieden van populaties. Ze maken dan deel uit van de zogenaamde ecologische infrastructuur; – langs sloten: dit levert een bijdrage aan het beperken van de drift van bestrijdingsmiddelen; – langs fiets- en wandelpaden en bij picknickplaatsen: hier kunnen recreanten genieten van de natuur in perceelranden.

Extensief beheer van een perceelrand en kop- of wendakker

Het doel van bemesten en bespuiten is het bevoordelen van het productiegewas ten opzichte van andere plantensoorten. Met het nalaten van die werkzaamheden vergroot u de mogelijkheden voor planten en dieren. Van een lagere bemesting profiteren planten die bij hogere bemestingsniveaus worden weggeconcurreerd worden door andere soorten. Door geen chemische en mechanische onkruidbestrijding toe te passen krijgen kruiden, zoals korenbloem, kamille en klaproos, meer kans om zich te vestigen en te bloeien. Past u geen insecticiden toe, dan bevordert u de insectenrijkdom. Een rijke insectenstand is gunstig voor insecteneters, zoals gele kwikstaart, jonge patrijzen en veldleeuwerik. Er komen ook meer kleine zoogdieren, wat gunstig is voor roofvogels als torenvalk en buizerd.

Kies de goede randbreedte

Kies voor een werkbreedte waarbij u een hele spuitboomsectie kunt afsluiten (vaak 3 of 6 meter). Laat bij apart oogsten van het gewas de breedte van de rand overeenkomen met die van de combine. Vanuit milieuoogpunt verdienen lange smalle stroken (minimaal 3 meter) de voorkeur boven korte brede stroken. Lange en brede stroken zijn natuurlijk nog beter. Voor driftbeperking zijn vooral de eerste breedtemeters van belang.

Pas het extensief randenbeheer bij voorkeur toe bij graanteelt

Vooral bij de graanteelt zijn goede ervaringen opgedaan met het niet bemesten en bespuiten van randen. Die ervaringen hebben geen duidelijke nadelen en risico’s voor de productiegewassen opgeleverd. Onbemeste en onbespoten graanranden lijken zelfs te leiden tot vermindering van door graanhaantjes en bladmineerders veroorzaakte schade.

akkerrand

 

Blijf bij het bemesten met dierlijke mest uit de kant

Bij het gebruik van een mestinjecteur ontziet u de rand nauwkeurig. Rijd u drijfmest bovengronds uit, bijvoorbeeld om het verstuiven van grond op veenontginningen tegen te gaan, houd dan rekening met het risico van verwaaiing.

Stel de kunstmeststrooier goed af

Stel regelmatig de kunstmeststrooier af of laat dit doen. Ziet u geen kunstmest in de sloot rollen, dan blijft ook de slootkant vrij van kunstmest. Voorkom onnauwkeurigheden in het strooibeeld, ook daarmee gaat u ongewenste bemesting van de perceelrand tegen.

Gebruik een kantstrooivoorziening op de kunstmeststrooier

Er zijn verschillende mogelijkheden om ervoor te zorgen dat er geen kunstmest in de perceelranden komt. Gebruik een ketsplaat bij de schijvenstrooier en een kantstrooipijp bij een pendelstrooier.

Voorkom drift bij het toepassen van chemische middelen

Netjes werken met conventionele spuitdoppen kan al veel verwaaiing beperken. Andere mogelijkheden: driftarme doppen of kantdoppen, luchtondersteuning of schermen over de spuitboom