houtwal2

Houtwallen en -singels hebben een enorme waarde voor het landschap. Naar verhouding nemen de beplantingen maar weinig ruimte in beslag, maar mits goed gesitueerd dragen ze zeer sterk bij aan de beleving en ervaring van het landschap. Houtsingels en -wallen zijn vaak wel bijzonder specifiek en kenmerkend voor het landschapstype in uw omgeving. Kies daarom voor streekeigen beplanting, soorten die van oorsprong in de omgeving voorkomen.

Houtwallen, -singels, -kaden en graften zijn lange stroken grond begroeid met struiken en (meestal) hoge bomen. De diverse benamingen duiden op een verschillende ontstaansgeschiedenis.

Hout- of boswallen

Houtwallen kunnen zeer oud zijn. Boeren brachten vroeger bij het ontginnen van grond stobben, keien en zand naar de perceelsranden waardoor langgerekte wallen ontstonden. Deze wallen kregen al snel een functie als eigendomsmarkering en perceelscheiding. Vaak werd aan beide zijden een greppel gegraven zodat de wal extra steile kanten kreeg en ook als vee- en wildkering dienst kon doen. De wallen raakten in de loop van de tijd begroeid met bomen, meestal zomereik, en struiken. Daardoor kregen de houtwallen ook een functie voor houtproductie, onder andere voor gerief- en brandhout. De ondergroei bestaat uit vroeg bloeiende planten, zoals bosanemoon, grote muur, salomonszegel en dalkruid. Hout- of boswallen komen vooral voor op zandgronden in het oosten en zuiden van het land.

Houtsingels

Een houtsingel staat in tegenstelling tot een houtwal niet op een aarden wal en bestaat vaak uit één of meer rijen bomen. Soms is een houtwal door het verdwijnen van de aarden wal gedegradeerd tot een houtsingel. Sommige houtsingels zijn langs sloten en beken gesitueerd. De functies van houtsingels zijn dezelfde als die van houtwallen. Langs watergangen hebben ze, vooral met soorten als zwarte els en es, ook de functie om de oever te verstevigen. Bovendien treedt er beschaduwing op van het water zodat daarin minder plantengroei ontstaat en er een betere waterafvoer gegarandeerd is. Houtsingels staan zowel op zand- als op veen- en kleigronden en komen in ge hele gemeente Hardenberg voor.

Waarde

  • nest-, schuil- en voedselgelegenheid voor vogels en zoogdieren
  • verbindingsweg voor zoogdieren, amfibieën en vlinders
  • bloemrijke ondergroei
  • bijdrage aan een aantrekkelijk landschap
  • behoud van cultuurhistorische waarden
  • bestrijding van erosie
  • tegengaan overmatige plantengroei in watergangen

Winst voor de natuur

Gehakkelde Aurelia

Gehakkelde Aurelia

In houtwallen, houtkaden en dergelijke groeien plantensoorten als look zonder look, dagkoekoeksbloem, fluitenkruid en vingerhoedskruid. Vlinders, zoals de gehakkelde aurelia, eikenpage en het landkaartje zoeken er naar voedsel en zetten eieren af op waardplanten. Ook voor andere insecten, zoals bijen, hommels en zweefvliegen, zijn er voedsel, beschutting en voortplantingsmogelijkheden. Verder nestelen er spotvogel, roodborstje, winterkoning, tjiftjaf en andere vogels. Trekvogels als sijs, koperwiek en kramsvogel vinden er voedsel en beschutting. Ook zoogdieren zoals reeën, muizen, dassen en andere marters maken graag gebruik van een lijnvormige houtopstand. Zij schuilen er, zoeken er voedsel of verplaatsen zich er ongezien. Ook vogels, amfibieën en reptielen gebruiken lijnvormige elementen om veilig van de ene plek naar de andere te komen.


Meest geschikte lokaties

  • langs perceelsranden en langs wegen en paden: hier biedt een lijnvormige houtopstand extra variatie aan meer soorten dieren
  • langs oevers: bepaalde bomen (vooral zwarte els en es) kunnen tot in het (grond)water wortelen. Ze houden de grond goed vast waardoor ze erosie van oevers voorkomen.

Aanplant en beheer van houtwallen en -singels

Nieuwe aanplant en het goed beheren van lijnvormige beplantingen is van groot belang voor het voortbestaan van het leefgebied van diverse soorten planten en dieren. Ook de functie als verbindingsweg tussen geschikte leefgebieden is belangrijk. Het beheer kan variëren van vrijwel ‘niets’ doen tot het eens in de vijf tot twintig jaar afzetten van een deel van de beplanting.

Plant een houtsingel

Houtsingels zijn ecologisch het meest interessant wanneer deze meer dan 10 meter breed zijn, de zoom- en mantelvegetatie (het struweel) meegerekend. Ook een smallere singel heeft uiteraard waarde. Gebruik zoveel mogelijk streekeigen bomen en struiken. Plant niet teveel verschillende soorten aan. Maai de vegetatie in het plantvak. Bewerk de bodem slechts op de plaatsen waar u de struiken en bomen gaat planten.

Plant in de randen bij voorkeur struiken en in de middenstrook boomvormers. Plant de bomen, in groepjes van dezelfde soort, op een onderlinge afstand van 1 tot 2 meter. Plant aan weerszijden van deze rij (op minimaal 3 meter afstand) groepen van gelijksoortige struiken met een onderlinge plantafstand van circa 1 meter. Plaats een raster indien de nieuwe beplanting aan een beweid perceel grenst.

De elzensingel

els

De elzensingel is een specifieke vorm van een houtwal of -houtsingel. Met name in het besloten veenontginningslandschap zijn ze kenmerkend als perceelscheiding. Een elzensingel is een één- of meerrijige singel van hoofdzakelijk zwarte els (Alnus glutinosa). De singel heeft vaak de functie als erfscheiding en beschutting tegen de wind. Op erven staan elzensingels meestal daar waar weinig ruimte is en zijn dan een rij breed. In plaats van elzen worden ook wel wilgen gebruikt als (eenriijige) singel.

Waarde

Door het telkens afzetten van de beplanting op kniehoogte (hakhoutbeheer) ontstaan stobben of stoven waaruit de nieuwe takken ontspringen. Stobben bieden plaats aan mossen, korstmossen, paddenstoelen, insecten, vogels en kleine zoogdieren. De ondergroei wisselt sterk, na de kap is er veel licht op de bodem, waardoor veel planten een kans krijgen, deze verdwijnen na verloop van tijd als de singel hoger en dichter van structuur wordt.

Aanleg

Ga uit van een plantafstand van 0,5 meter tussen de beplanting in de rij en 1,5 meter tussen de rijen. Gebruik ‘bosplantsoen’, dit zijn planten van ongeveer 60-80 cm, ze worden geleverd zonder pot. Het aanplanten van bosplantsoen heeft meerdere voordelen. Het is goedkoop en het slaat snel aan waardoor het sneller groeit dan een grotere maat beplanting. Maak ruime plantgaten en zorg dat de bovenste wortels 10 cm onder de grond komen. De aanleg vindt plaats tussen oktober en maart.

Maak een nieuwe houtwal

Kijk op oude historische kaarten en bij de gebiedskenmerken van uw landschapstype hoe het houtwallen-/houtsingelpatroon er vroeger uit zag. In gebieden waar van origine houtwallen of houtsingels thuishoren kunt u in plaats van een singel op maaiveldniveau ook een brede wal met aan weerszijden greppels aanleggen en beplanten. Zorg voor verbindingen tussen de nieuwe wal en de nog aanwezige houtwallen, of -singels. Houd er wel rekening mee dat de beplanting op zo’n verse aarden wal moeilijker van de grond komt dan een nieuwe houtsingel op ‘gerijpte’ grond. Nazorg in de vorm van het in de eerste groeiseizoenen na aanplant geven van water kan noodzakelijk zijn.

Onderhoud de jonge aanplant

Houd in de gaten of de jonge aanplant niet al te zeer te lijden heeft van concurrentie door diepwortelende en hoog opschietende grassen en kruiden. Ook lianen als haagwinde en hop kunnen wel eens zo woekeren dat de jonge beplanting er last van heeft. Gebruik geen bestrijdingsmiddelen, maar grijp eventueel in door enkele malen per jaar te maaien. Doe dit met beleid. Vaak maaien leidt tot een sterke hergroei, vooral van grassen waardoor de voedsel- en vochtconcurrentie juist toe- in plaats van afneemt. Een uitvalpercentage van 30 – 50 % van het plantmateriaal is geen probleem, behalve wanneer hierdoor grote kale plekken ontstaan.

Vul grote gaten op

Zijn er grote gaten (doorsnede > 10 m) ontstaan in de beplanting, ga dan na wat daarvan de oorzaak is. Is de kans op herhaling klein, vul het gat dan op met nieuw plantmateriaal.

Maak een onderhoudschema en voer dit uit

Een gebruikelijke onderhoudsvorm bij lijnvormige beplantingen is hakhoutbeheer. Daarbij zet u eens in de 7 tot 20 jaar de beplanting in zijn geheel af. U kunt enkele bomen sparen. Let er wel op dat teveel schaduw het uitlopen van de stobben kan belemmeren. Hanteer bij langzame groeiers, zoals eik en beuk, een cyclus van 12 tot 20 jaar. Bij snelgroeiende bomen is een periode van 7 tot 12 jaar aan te bevelen. Door jaarlijks of om de paar jaar een deel van de houtopstand af te zetten spreidt u het werk in tijd en ruimte. Dat is vanuit ecologisch oogpunt aantrekkelijk.

U kunt hiervoor een eenvoudig schema opstellen. Voorbeeld: een singel met een lengte van 300 meter onderhoudt u in een cyclus van 18 jaar waarbij u elke drie jaar een zesde deel (50 meter) kapt; een singel van 100 meter kunt u beheren in een cyclus van 10 jaar waarin u elke twee jaar een deel van 20 meter afzet.

Beheer

Als een singel op het erf staat en de functie heeft om de wind te keren dan worden de singels getopt op minimaal 3 meter hoogte en worden eens in de 2 jaar de takken er af gesnoeid (zijtakken tot op stam er af). Op deze manier ontstaat een dichte singel die goed de wind kan tegenhouden.

Singels die meer achter op het erf of in het landschap staan, worden beheerd als hakhout, dit is een vorm van beheer waarbij met tussenpozen het hout tot op kniehoogte gekapt wordt en de overblijvende stobben opnieuw uitlopen. De singel wordt eens in de 10 jaar afgezet. Een jaar na het afzetten heeft de singel (afhankelijk van de soortkeuze) al weer een hoogte van 1,5 meter en na twee jaar 3 meter. Het afzetten van een singel is ook goed voor singels die erg achterstallig onderhouden zijn. De singel krijgt hierdoor zijn vitaliteit terug en wordt weer mooi dicht van vorm.

Wilgen- en elzensingels worden eens in de 8-10 jaar afgezet, anders groeien deze uit tot grote bomen (afhankelijk van de soort), waardoor de functie van singel verdwijnt. Een singel waar hakhoutbeheer op wordt uitgevoerd wordt ouder dan een enkele bomenrij of boomsingel.

Het vrijkomende snoeihout kan het best aan de randen in houtrillen worden verwerkt zodat de stobben in het licht weer goed kunnen uitlopen. Bij brede singels kan men de variatie in de singel vergroten door gefaseerd een gedeelte uit te zagen. Dit heeft een positieve uitwerking op de fauna die in de singel leeft. De beste tijd voor snoeien is de winterperiode.

Het bij het afzetten vrijkomende hout kunt u voor verschillende doeleinden gebruiken:

  • het dikke hout zelf gebruiken of verkopen als brandhout (dikke bomen zijn wellicht te verhandelen als zaaghout);
  • het dunne hout verwerken in takkenwallen (zie takkenwal)
  • versnipper het vrijkomende hout niet. Houtsnippers in beplantingen zorgen voor een ongewenste verrijking van de bodem, gevolgd door een verruiging van de vegetatie (bramen en brandnetels gaan overheersen in de ondergroei).

houtwal